maandag 29 maart 2010

Nachtbloeiers.



"Wat een heerlijke geur komt ons tegemoet! Is het niet de zoete anjelier? Het wordt sterker; geen twijfel meer, wij naderen de bron waaraan die lieflijke reukstof ontstroomt; platanthera bifolia."

"Ha, daar blinkt iets wits in het slapend groen; zie, wakend in het droomenland, een nachtvorstin in blank gewaad, die hoog zich opheft, lokkend, stralend uitziet naar bezoek, dat ieder avond wederkeert; bezoek van hoveling en vriend; hij, spiegelend in haar reine glans, zij, anjergeur en nectar biedend. Wat was dat? Een schaduw vloog ons oor voorbij. Ze komen, de adelaars onder de vlinders.

Van de windzij naderen ze, in toomelooze vaart. Dat is geen fladderen meer, pijlsnel voortschieten, plotseling zwenken, verdwijnen en verschijnen in hetzelfde oogenblik, dat is sphinxenvlucht. Houd uw adem in, daar is er weer een. Zie hem flikkeren, wit, rood en groen, bij 't maangeglinster, Sphinx elpenor, het avondrood."

Zo beschreef Eli Heimans een nachtelijke visite van de avondroodpijlstaart aan de bloemen van de welriekende nachtorchis in 'Door het rietland', een boek dat hij samen met Jac. P. Thijsse in 1896 schreef.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten